13 februari 2018
HvA Floor, Amsterdam (foto’s)
Welkomstwoord door Anna Rademakers
Anna Rademakers, voorzitter van het OKBN, heet alle aanwezigen welkom. De opkomst (49 deelnemers) is hoog, waarschijnlijk omdat het onderwerp in alle bibliotheken speelt, maar ook omdat de middag wordt georganiseerd in samenwerking met de HvA, UvA, WsWb, Adamnet en AIN. Het onderwerp, bibliotheken in transitie, is een breed onderwerp, omdat deze transitie in elke bibliotheek weer anders is. Ook de KB, waar Anna zelf werkzaam is, is in transitie. De KB heeft de digitale taken van de openbare bibliotheken overgenomen en staat nu voor de taak om de nationale digitale bibliotheek vorm te geven. Het voorbeeld van de KB is niet één op één toepasbaar op andere instellingen, maar er zijn bepaalde aspecten van de transitie waar we allemaal mee te maken hebben: een veranderende maatschappij, steeds verdergaande digitalisering, vervagende grenzen tussen disciplines. Het vak van informatiespecialist verandert continu en daar zullen we op in moeten spelen.
Presentatie door Saskia Scheltjens (hoofd Research Services, Rijksmuseum):
Waarom nog spreken over kunstbibliotheken?
(klik hier voor presentatie)
Tegen de achtergrond van veranderingen in de wereld van cultureel erfgoed, bibliotheken en wetenschappelijk onderzoek zet Saskia Scheltjens uiteen hoe haar houding ten opzichte van het concept ‘kunstbibliotheek’ is veranderd. In de loop van bijna 20 jaar is zij steeds meer bedenkingen gaan formuleren over het nut van kunstbibliotheken, al voelt zij zich daar lichtelijk ongemakkelijk bij omdat haar carrière in grote mate verbonden is met haar werk in kunstbibliotheken.
Aanvankelijk was Scheltjens overtuigd van het concept kunstbibliotheek. Het onderscheidend criterium dat ze in 1999 gebruikte was: kunstbibliotheken zijn heel divers, zowel organisatorisch, met een specifiek collectiebeleid, een veelheid aan collectiedragers, diverse gebruikers, vergaande ontsluiting. Allemaal bewijzen voor een eigen, afzonderlijk type bibliotheek. Wat haar toen vooral opviel was de dynamiek van kunstbibliotheken.
Aan de hand van een kort historisch overzicht laat Scheltjens zien welke veranderingen zich vanaf de jaren ‘60 voltrokken in de maatschappij en het wetenschappelijke onderzoek en wat die voor invloed hadden op de ontwikkeling van kunstbibliotheken. Van belang voor de bloei van kunstbibliotheken waren onder meer: de democratisering van het hoger onderwijs, de toegenomen toegankelijkheid van openbare diensten, de uitbreiding van openbare bibliotheken, de opkomst van betaalbare kunstpublicaties, een stijgende cultuurconsumptie, en het ontstaan van educatieve diensten in musea. In die context kwam de professionalisering op van de kunstbibliotheken die zich organiseerde in samenwerkingsverbanden en -organisaties (ABF, Arlis, Arlis/NA, OKBN en OKBV)
Ook binnen het kunstonderwijs en -wetenschap was een verschuiving waarneembaar: van het belang in de jaren ‘60 en ‘70 van connoisseurschap en iconografie, naar de sociale geschiedenis, biografieën en aandacht voor toegepaste kunst. In de vakliteratuur zie je in de jaren ’80 een verschuiving naar reflectie op nieuwe kunststromingen, de opkomst van ‘new art librarianship’ en ‘new art history’, het postmodernisme en de implicatie die dit had op het aanbieden van informatie.
Daarnaast was er ook een opkomst en verruiming van het begrip ‘cultureel erfgoed’. Tot de jaren ’50 werd gesproken van ‘patrimonium’, ‘conservation and reservation’. Tot in de jaren ’80 verstond men onder het begrip ‘erfgoed’ vooral monumentenzorg, archeologie, de zorg voor waardevolle oude dingen. Pas vanaf de jaren ’90 is er sprake van een verruimd (cultureel) erfgoedbeleid met allerlei ondersteunende infrastructuur. In Vlaanderen is zelfs het hele museumdecreet op de schop gegaan en geïntegreerd in een cultureel erfgoedbeleid, waarbij het discours over wat een museum is, volkomen is ingebed in wat men verstaat onder cultureel erfgoed. Dat was voorheen ondenkbaar. Wat de transitie in onze sector mede beïnvloed is het discours over open data en (G)LAMs, (galleries, libraries, archives, museums) waarin bibliotheken geïntegreerd zijn in een groter cultureel erfgoedbeleid met een continuüm aan informatie-aanbiedende partijen, inclusief de invloed van Wikipedia.
Globaal zien we volgens Scheltjens een paradigma-shift van collectie naar connectie. Bibliotheken en erfgoedinstellingen verplaatsen hun focus van de collectie naar de gebruikers. De organisatie wordt binnenstebuiten gedraaid. Niet minder belangrijk is de impact van de digitalisering en het internet, digital scholarship. Hoe gaan onderzoekers om met materiaal? De impact die ‘digital humanities’ onderzoek heeft op het gebruik van informatie en hoe je dat kan faciliteren. In het Rijksmuseum is men steeds vaker bezig met AI en de impact die computer science heeft op hoe je met informatie om kan gaan. De methodes die jonge onderzoekers gebruiken veroorzaken complexe verhoudingen. Scheltjens vraagt zich daarom steeds vaker af waarom je nog zou spreken over kunstbibliotheken. Is dat niet een concept dat zijn tijd overleefd heeft? Er zijn complexere, mogelijk meer vruchtbare methodes en invalshoeken om iets te benaderen. Is het nog wel nuttig om te spreken over een kunstbibliotheek? Dat wat zich afspeelt in de rest van het museum of archief is misschien even relevant voor de informatiespecialist en zijn taken. De instellingen waar we zorg voor dragen en die onze herinneringen en beelden naar een volgende generatie dragen, kunnen een plek zijn voor transgressie, maar ook voor reflectie en dialoog. Dat is de kern van wat een bibliotheek zou moeten zijn.
Literatuur ter inspiratie:
‘Hacking the academy’ (2013), een verzameling blogposts, over hoe je omgaat met nieuwe manieren van onderzoek. Een van de onderwerpen is ‘the enthropic library’. Kan de bibliotheek niet iets anders zijn dan een verzameling boeken – een caleidoscoop aan data en kennis, maar vooral ook van interactie. http://hackingtheacademy.org/
Art, anarchy and the open library (1991) / Clive Phillpot (MOMA kunstbibliothecaris, conservator kunstpublicaties) over het concept van openheid in de kunstbibliotheek. https://doi.org/10.1017/S0307472200007367
The disorder of things: the postmodern art library (1993) / Simon Ford over de vervagende grenzen tussen bibliotheken, archieven en musea. https://doi.org/10.1017/S0307472200008403
Vragenronde n.a.v. de presentatie door Saskia Scheltjens
Nita Smit (Eye Filmmuseum): Hoe ga je als collectiehoudende en conserverende organisatie om met je collectie? Wat is de digitale strategie voor e-books en e-documenten, online databanken en het bezit ervan?
Saskia Scheltjens : In plaats van collectiehoudende organisatie kun je je ook omschrijven als een organisatie die kennis overdraagt en mensen verbindt met kennis. Het Rijksmuseum omschrijft zich als organisatie die mensen verbindt met kunst en geschiedenis, waarbij het verbinden centraal staat. Bij digitale commerciële producten, waarbij je toegang koopt in plaats van eigendom, is vaak de vraag wat is er open en waar ligt de beslissingsmacht? Dat is iets wat meer speelt dan vroeger en waar je opnieuw over moet nadenken. Het gaat bovendien verder dan e-books en online databanken. De nieuwe afdeling Research Services in het Rijksmuseum waar sinds 2016 ook de Rijksmuseum Research Library valt, heeft ook te maken over de verantwoordelijkheid voor onderzoeksdata, en dus ook het al dan niet regelen van een open access mandaat voor deze data. Dit vraagt om een nieuwe expertise van een bibliotheek. Deel de kennis en werk samen, de kracht zit in het netwerk. Het idee dat je alles uniek zelf moet hebben, is voorbij.
Frank Huysmans: Je refereerde aan de samensmelting van bibliotheken, archieven en musea, maar kunst is nog lang niet dood, als maatschappelijke functie. Is dat geen reden om kunstbibliotheken als specifieke sector in stand te houden?
Saskia Scheltjens: dat is een goede en slimme vraag. Maar in essentie doe je dan hetzelfde als in de jaren ’60, namelijk een discours opzetten over het unieke en divers zijn van een kunstbibliotheek. Waarom zou uitsluiten dat je intensiever vanuit een meer globale blik naar iets kan kijken? Misschien is het interessanter om een radicaal open attitude te bepleiten. De informatievraagstukken die met kunst samenhangen zijn complex en dat vind je het meest terug in musea (met gedigitaliseerde objecten), archieven, en bibliotheken . Alle vraagstukken culmineren daar en dat heeft deels te maken met kunst. Als we nou eens zouden werken vanuit de gelijkenissen in plaats van de verschillen, wie weet inspireren instellingen elkaar dan wel om het nóg beter te doen.
Abdel Nassiri (HvA Floor): Zijn er best practices van bibliotheken die zo’n transitie al hebben doorgemaakt?
Saskia Scheltjens: Er zijn weinig best practices. In Nederland zijn er wel enkele interessante fysieke initiatieven geweest, bijvoorbeeld het ‘Living Archive’ project in het Van Abbemuseum tussen 2005 en 2009. De bibliotheek werd gecombineerd met de verantwoordelijkheid voor de archieven en de collectie. Er werd gekozen voor een integrale benadering van alle (collectie)informatie binnen het museum, wat erg interessante resultaten gaf. Zie:https://vanabbemuseum.nl/programma/programma/living-archive/
Een van de mooiste vind ik zelf de Peoples Library in New York tijdens de beurscrash en bezetting van Wall Street in 2011. De mensen daar waren bezig met het aanbieden van nuttige kennis, het bieden van een rustige plek waar mensen zich konden terugtrekken en het faciliteren van praktische informatiebehoeften, in plaats van het opbouwen van een strikt afgebakende collectie.
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/The_People%27s_Library
Een goed voorbeeld van een andere manier van samenwerken vind ik ook de publicatie ‘Hacking the Academy’, die in 24uur door allerlei mensen samen werd geschreven, en die digitaal nog voortdurend verandert. Hoe ga je iets dergelijk bewaren als bibliotheek, hoe verbind je dit met mensen, nu en in de toekomst?
En tot slot, het Rijksmuseum organiseerde recent een HackaLOD waarin iedereen die dat wil met data van musea, bibliotheken en archieven aan de slag kan. Dit duurt kort, maar misschien kunnen dergelijke initiatieven geesten openen.
Abdel Nassiri: Ik mis de praktische implicatie.
Saskia Scheltjens: Nou, een heel concreet iets is het open data beleid van het Rijksmuseum. Sinds 2013 zijn alle werken die digitaal beschikbaar zijn op te zoeken en vrij te hergebruiken.
De verantwoordelijkheid voor het open data beleid van het Rijksmuseum ligt sinds 2016 bij Research Services. Waar we ons de komende tijd dus mee gaan bezig houden is zorgen dat er een beleid wordt verder uitgeschreven dat we gaan uitbreiden naar de bibliografische, documentaire en onderzoeksgerelateerde data. Het hele vraagstuk rond open data en open science is nadrukkelijk dus niet alleen iets voor de bibliotheek.
Abdel Nassiri: Wij proberen dat met Floor te doen als experience rondom de bibliotheekcollectie. Het zou meer rondom de collectie, dat wat in huis is, moeten zijn, naast de evenementen. De medewerkers van de bibliotheek kijken nog traditioneel naar informatieoverdracht. De boekenplank kun je ook gebruiken om aan je doelgroep te laten weten wat je in huis hebt.
Saskia Scheltjens: Dat is een visie waar ik het helemaal mee eens ben. Maar het verschilt wel van de klassieke blik op wat mensen verstaan onder een informatiespecialist. Ik pleit al lang niet alleen meer alleen voor de collectie. Ik raak steeds meer overtuigd van het belang van de links en netwerken waarmee we de collectie naar de wereld brengen, en vice versa. Dat vereist technieken en specifieke faciliteiten en daar ligt onze expertise waarop we moeten inzetten.
De zaal geeft aan dat er al veel veranderd is in deze houding. Een medewerker van Atria beschrijft bijvoorbeeld de gender heritage connection, een open data connectie met andere instituten. Voor de klant is het belangrijk dat informatie te vinden is, niet precies waar een publicatie zich bevindt.
Saskia Scheltjens beschrijft de situatie binnen het Rijksmuseum. De bibliotheek verloor in 2016 zijn autonomie als zelfstandige afdeling en werd samen met collectie informatie, collectieautomatisering en applicatiebeheer, de front office van de bibliotheek (lees- en studiezaal) en het depot onderdeel van de nieuwe afdeling Research Services. Deze afdeling kreeg daarnaast ook nog de verantwoordelijkheid voor onderzoeksdata en het open data beleid. Alles in verband met informatie en data over en rond de collectie is samengevoegd. De nieuwe focus zal veel meer liggen op een interdisciplinaire en digitale benadering van informatie en hoe we die aanbieden aan het ruime publiek Daarbij wordt de werking van de betrokken afdelingen op diverse onderdelen herdacht. Verschillende functies zijn inhoudelijk veranderd en er zijn verschillende functies bijgekomen. De Rijksmuseum Research Library verloor daarbij zijn onafhankelijkheid als afdeling, maar won daarnaast aan belang door de erkenning van de Bijzondere Collecties als volwaardig museaal onderdeel, inclusief met een allereerste conservator Bibliotheekcollecties. Een functie die met verve wordt ingevuld door Geert-Jan Koot, voormalig hoofd van de bibliotheek.
Paneldiscussie
(de zaal kon meestemmen met de stellingen via Kahoot, een online stemsysteem)
De panelleden zijn Saskia Scheltjens (Rijksmuseum Research Services), Ivo Zandhuis (AdamNet, zelfstandig adviseur), Roman Koot (Rotterdamsch Leeskabinet), Wilma van den Brink (UvA/HvA), Frank Huysmans (bijzonder hoogleraar Bibliotheekwetenschap, zelfstandig adviseur).
Hilde Klein (OKBN-bestuurslid, Boekmanstichting) treedt op als moderator bij de discussie.
Stelling 1:
Om bibliotheekerfgoed toegankelijk te houden en te maken is het noodzakelijk dat kennis van traditionele bibliotheekwerkzaamheden, zoals formele en inhoudelijke ontsluiting, bewaard en onderwezen worden. Het is een slechte zaak dat er in Nederland vrijwel geen cursussen op dat gebied meer worden gegeven.
Zaal: 24 eens 14 oneens
Frank Huysmans: Mee eens. In Nederland laten we ons er makkelijk van overtuigen dat we oude competenties niet meer nodig hebben. We blijven die oude competenties nodig hebben en we moeten nieuwe competenties onderwijzen. Er zijn echter geen opleidingen meer op HBO en WO-niveau in Nederland en Vlaanderen. Er is onderzoek naar gedaan door VVBAD en KNVI onder potentiële werkgevers van informatieprofessionals. Men vindt dat de huidige opleidingen niet meer opleiden voor datgene wat ze willen hebben. Men verwacht wel dat ze informatieprofessionals nodig blijven hebben, maar dat die wel meer van nieuwe competenties weten zoals data, ICT en business, bedrijfskunde, bestuurskunde. Informatieprofessionals die een verbinding weten te maken tussen wat de gebruiker van de bibliotheek nodig heeft en het informatieaanbod dat er is in eigen collectie en er buiten.
Roman Koot: Ik ben in mijn functie verantwoordelijk voor het academisch erfgoed. Daarbij behoren ook bijzondere collecties, oude drukken, maar ook de bibliotheek van Drs. P. Veel daarvan zijn bibliofiele, bijzondere uitgaven en moeten nog ouderwets gecatalogiseerd worden. Die titels zitten niet in Worldcat of beperkt. Ik heb dus dagelijks behoefte aan mensen die ouderwets kunnen catalogiseren. Die zijn er nog in de UB, maar het is een minderheid geworden. Er is in de loop van de jaren wel heel veel veranderd, maar de competenties van een informatiespecialist of bibliothecaris zijn daardoor wel heel erg veranderd. En dat moet natuurlijk ook in de vorm van opleidingen terug te vinden zijn.
Hilde Klein: Nu de opleidingen er niet meer zijn, is het een uitstervend ras?
Saskia Scheltjens: In Amerika is er al tien jaar een discussie aan de gang waarbij academische bibliotheken aangeven dat ze alleen nog promovendi aannemen, omdat die meer de brug met onderzoekers kunnen leggen. De bibliotheekwereld was hier verontwaardigd over, maar het gebeurde wel steeds vaker. Ook ik heb een Rijksmuseum fellow ingehuurd toen ik een nieuwe positie zocht, omdat we die band willen hebben. De technieken moet je dan on the job aanleren. Het brengt nieuwe energie. Ik pleit niet dat we dat alleen on the job doen. Ik vind het een bewijs voor een sector die zichzelf te weinig ernstig neemt, dat de opleidingen er niet zijn.
Ivo Zandhuis: Ook in het archiefwezen zie je de opleidingen en de klassieke archivaris in de organisatie verdwijnen. Er geldt een wettelijke verplichting en de gemeentearchivaris moet een archiefdiploma hebben, maar dat wil niet zeggen dat hij klassiek kan inventariseren of hij heeft daar iemand anders voor in dienst. Maar er komen nog steeds papieren archieven binnen.
Er is een lange periode geweest waarin werd gezegd ‘catalogiseren, waarom zou je het nog doen, je hebt toch ‘full text search? Daar vind je alles mee.’ Een hoogleraar informatica roemde juist de datastructuren, de thesaurus en onderwerpsaanduiding. Daar zijn ze blijer mee dan met full text search mogelijkheden. Het blijkt nog niet zo vanzelfsprekend.
Saskia Leefsma (MOA): Ik denk dat de specifieke kennis van de traditionele manier van beschrijven (ISBD-regels) niet meer echt nodig is, maar wat misschien wel nodig is, is een andere vorm van onderwijzen in ontsluiting waarbij men nadenkt over hoe je gaat ontsluiten, voor wie en op welke manieren er gebruik van gemaakt zal worden. Het gaat niet zozeer om de regels zelf, maar om de uiteindelijke toepassingsmogelijkheden.
Ivo Zandhuis: Veel zat in die traditionele manier van beschrijven. We hadden daar de goede dingen uit moeten halen.
Hilde Klein: Het is een mix. De thesaurus is wel handig, want dat structureert informatie en maakt het makkelijker vindbaar. Denk daarnaast na over het gebruik en probeer daar je ontsluiting of zichtbaarheid op aan te passen.
Frank Huysmans: Dan zitten we toch weer erg bij de praktische kant. Het gaat met name ook over het vakgebied, de theoretische kennis over hoe je informatie ordent, ontsluit enz. Die basiskennis moet je eerst hebben en die dreigen we in de library information science kwijt te raken. We hebben die kennis als vakgebied en we moeten zorgen dat we die niet kwijt raken.
Anna Rademakers (KB): Kennis van catalogiseren is belangrijk, juist in die nieuwe wereld van het netwerk, waarbij het niet meer uitmaakt waar het boek is en waar je linked data zijn. Het is belangrijk dat je de data goed hebt ingevoerd om te zorgen dat je in het globale netwerk terug kunt vinden.
Saskia Scheltjens: ‘Traditioneel’ had ik geïnterpreteerd als consequent en gestandaardiseerd. Dat ben ik vaak aan een onderzoeker aan het uitleggen.
Saskia Leefsma: In veel musea wordt nu gewerkt met vrijwilligers, ongeschoolden. Het is daarom nodig dat we faciliteren dat het consequent gebeurd.
Ivo Zandhuis: Je hebt de gestandaardiseerde informatie nodig en daar bovenop kun je m.b.v. user generated data werken, met andere tags dan specialisten toekennen.
Ook als we naar de mediageschiedenis kijken zien we dat oude media niet verdwijnen, maar veranderen van functie en blijven bestaan. Dat geldt ook voor nieuwe manieren van classificeren en meta-dateren.
Saskia Scheltjens: Gestructureerde metadata zijn relevant en om het gesprek daarover aan te gaan heb je kennis en vaardigheden nodig.
Hilde Klein: Het traditionele in de stelling blijkt multi-interpretabel te zijn. We kunnen wel met z’n allen constateren dat er geen opleidingen meer zijn. Ik ben er niet zeker van of de bibliotheeksector dat over zichzelf heeft uitgeroepen of dat het komt door het cultuurbeleid. De sector was aan het zoeken.
Frank Huysmans: Voor de bezuinigingsrondes ging het al niet goed met de opleidingen. Misschien zijn we als sector niet vocaal genoeg om aan te geven hoe belangrijk we zijn.
Stelling 2:
Grenzen tussen bibliotheken en musea vervagen. Dit geldt ook voor de grenzen tussen Hogeschool en Bibliotheek.
Zaal: 14 eens, 7 oneens
Wilma van den Brink: De doelgroepen en vakgebieden binnen de HvA zijn verschillend. Je moet eigenlijk per doelgroep, per opleiding, gaan kijken in hoeverre dingen overlappen. Dat geldt ook voor collecties van archieven, bibliotheken. Hoe kunnen ze gebruik maken van elkaars collecties. Ik ben het niet helemaal eens met de stelling. De vervaging valt wel mee. Ik zie wel dat collecties naar elkaar toegroeien.
Roman Koot: het is maar net hoe je de vraag interpreteert. Bij mij gaat het om het academisch erfgoed. Vanuit de bibliotheek neem ik het initiatief om kunst en met name erfgoed te inventariseren, de zorg op me te nemen. Dat kun je onder een vervaging van grenzen verstaan.
Saskia Scheltjens: In het Rijksmuseum worden we overstelpt door partijen, bibliotheken en archieven, die van gedachten willen wisselen over hoe je een ‘engaging’ publieksinterface bouwt, waarvan de Rijksstudio bekend is geworden. Veel universiteitsbibliotheken die hun bijzondere collecties in redelijke mate hebben gedigitaliseerd, zijn nu aan het worstelen met de vraag hoe die collectie getoond kan worden en hoe ze linken kunnen leggen met nieuwe doelgroepen. Veel partijen waren hier tot nu toe niet mee bezig. Het ligt veel meer in lijn met waar musea mee bezig waren. Hoe toon je je collectie? De grenzen vervagen dus wel.
Ivo Zandhuis: Als je je als vakspecialist consequent bezig houdt met het catalogiseren van publicaties, dan zou je oneens met de stelling moeten zijn. Dat is iets anders dan het ontsluiten van een archief. Je houdt je dan bezig met je eigen specialisme. Dit wil niet zeggen dan informatie uit verschillende disciplines niet aan elkaar verbonden kan worden. De grenzen vervagen niet, maar worden opener.
Michiel Nijhoff (Stedelijk Museum): De informatie ontsloten door specialisten breng je bij elkaar, zodat het voor de gebruiker niet uitmaakt of de informatie de vorm heeft van een plaatje, een geluidsopname of archiefstuk. De kunst is om de specialisten met elkaar te laten praten. De gebruikers van de bibliotheek in het Stedelijk weten dat ze daar ook terecht kunnen voor het archief, het reproductiearchief, geluidsopnames etc.
Alies Baan (Artez): De functie van de bibliotheek is veranderd. We bieden een goede studieplek, een filmzaal, discussieavonden, een leesclub.
Wilma van den Brink: De doelgroep, de mensen die naar de fysieke locatie komen en de doelgroep die digitaal via internet zoekt en verwacht dat hij alle informatie bij elkaar vindt. Het samenbrengen van collecties is dan het vervagen van de grenzen.
Frank Huysmans: Veel wordt digitaal aangeboden, maar moet ook nog vindbaar worden gemaakt. In die stap wordt vaak niet geïnvesteerd.
Saskia Scheltjens: Naast het koppelen van collecties, is het belangrijk daar een event van te maken.
Sjef van Duin (Nederlands Fotomuseum): Bijzonder materiaal (bijv. met beperkte oplage) wordt vaak al snel in de museumcollectie opgenomen en is dan niet meer beschikbaar voor bibliotheekgebruikers.
Saskia Scheltjens: In het Stedelijk Museum zijn veel waardevolle boeken uit de bibliotheekcollectie overgebracht naar de kunstcollectie. Dat is een voorbeeld van transitie van een collectie en een visie daarop.
Michiel Nijhoff (Stedelijk Museum): Het is maar van welke kant je het bekijkt. Het is jammer als materiaal niet meer bekeken kan worden. In het Stedelijk is veel materiaal dubbel aanwezig. Daarnaast komt er een expositieruimte voor de bibliotheek, waarbij we buiten het museale circuit willen blijven om snel te kunnen schakelen.
Roman Koot: Ook in de universiteitsbibliotheek van Utrecht was een gebruikscollectie kunstenaarsboeken aangelegd, die stond tussen de bibliotheekcollectie. Het plan was om die over te brengen naar een aparte ruimte, zodat het materiaal direct toegankelijk zou blijven maar met een beter beheer. Het is nu echter overgebracht naar het depot als bijzondere collectie.
Sjef van Duin: In Museum Voorlinden zijn vitrines aangebracht in de boekenkasten waarin bijzondere exemplaren tentoongesteld worden. Dat is ideaal.
Saskia Scheltjens: In Centre Pompidou hebben ze kunstenaarsboeken ook meegenomen in tentoonstellingsopstellingen. Ik raak altijd gefrustreerd dat ik daar niet door kan bladeren.
Roman Koot: Zorgen voor twee exemplaren.
Michiel Nijhoff: Het geeft wel echt inzicht in hoe divers een collectie is. Met materiaal uit bibliotheek en archief erbij realiseren mensen zich dat er naast een kunstcollectie ook nog documentatie enz. is.
Roman Koot: Er is wel sprake van een tendens. Archiefmateriaal en klein drukwerk wordt ook getoond. Het is een manier om te laten zien dat het materiaal bestaat en dat het als bron van onderzoek kan worden gebruikt. Er kan nog veel gewonnen worden op dat gebied. Ook door het digitaal aan te bieden, maar zeker ook door de originelen te laten zien en te laten inzien.
Michiel Nijhoff: Als je online in de collectie van het Stedelijk zoekt, krijg je ook te zien wat voor documentatie er over bestaat. Dit is ook een manier om de grenzen te laten vervagen.
Stelling 3:
De functie van de embedded librarian is een typisch product van de transitie in de bibliotheekwereld.
Wilma van den Brink: Embedded librarian wil zeggen dat je als medewerker van de bibliotheek op die plekken aanwezig bent waar je doelgroep zit, bijv. door een bureau op de faculteit te hebben, actief te zijn op social media, deelnemen aan overleggen. Je leert je doelgroep daardoor beter kennen en andersom.
De functie van de embedded librarian bestaat al lang. De functie van informatiespecialist is verbinding te zoeken met je doelgroep en ‘embedded’ is een manier om dat te doen. Tegenwoordig is de druk om een goede band te hebben met je doelgroep veel groter geworden. We worden betaald door de faculteiten en dus moeten we producten aanbieden die passen bij hun vraag. Een manier om daarachter te komen is bijvoorbeeld door embedded te zijn. Wat binnen de HvA goed blijkt te werken is als de informatiespecialist niet de hele week 1 of 2 dagen binnen de faculteit werkt. Het heeft tijd nodig om te integreren, maar na een jaar werd het als normaal beschouwd. Het ligt ook aan de persoon.
Saskia Scheltjens: Dit gebeurde al veel eerder en ook in andere werelden dan de bibliotheek.
Roman Koot: Ik ben ooit vakreferent geweest, werkend in de bibliotheek, maar wel verantwoordelijk voor de contacten met de faculteit. In Rotterdam heet het nu ‘faculty liaison’. Een vakreferent is iemand die alles van zijn vak weet, maar de faculty liaison is de verbinding tussen de bibliotheek/informatie en de behoefte vanuit het onderwijs en onderzoek. In die zin is het oude wijn in nieuwe zakken. Het is nu misschien wel wat intensiever, de drang om je plek te vinden en meer te luisteren naar wat het onderzoek nodig heeft. In Rotterdam werken de faculty liaisons in de bibliotheek, maar werken vaak 1 dag in de faculteit. De invulling is afhankelijk van de persoon en de wensen en mogelijkheden bij de faculteit. De behoefte vanuit de faculteit gaat meer over advies over hoe bij informatie te komen en over hoe onderzoek te publiceren. Binnen de bibliotheek is het team bezig met het ontwikkelen van vaardigheden en kennis op het gebied van auteursrecht, licenties. Onderzoekers kunnen een beroep doen op de kennis van de bibliotheek. Het is een nieuwe rol die de bibliotheek voor zichzelf zoekt. Dit is een actieve houding.
Frank Huysmans: Daarin zit wel een verandering. Je denkt meer na over wat je zelf kunt bijdragen, ook ongevraagd, om de meest actuele informatie bij de specialisten te krijgen. Zijn ze nu minder tijd kwijt in het zoeken naar informatie, en daardoor kan de kennisintensieve organisatie efficiënter werken.
Saskia Scheltjens: De informatiespecialisten van de afdeling Collectie Informatie binnen Research Services hebben nu allemaal een vakgebied en worden gevraagd aanwezig te zijn op het werkoverleg van de verzamelafdeling. Die zitten daar in de hoedanigheid van informatiespecialist en geven input over informatieopslag of toegankelijkheid, openheid. Een stem in het gesprek. Je zou daar mensen op moeten trainen, want het is een omslag.
Wilma van den Brink: Het gaat vooral om de verbinding leggen met je doelgroep, een band creëren met je doelgroep. En daar heb je face-to-face tijd voor nodig met elkaar. Als bibliotheek krijg je een gezicht. Het werkt drempelverlagend. Je kunt mensen op cursus sturen, maar sommige mensen hebben dat van nature.
Abdel Nassiri: De embedded librarian gaat ook constant op zoek naar hoe mensen kennis willen ontvangen. Het gemak om informatie te vinden. Hoe kan ik op verschillende manieren hetzelfde verhaal vertellen?
Frank Huysmans: Voor mij gaat de rol van embedded librarian nog iets verder. In de Openbare Bibliotheek bestaat de community librarian benadering. Het gaat niet alleen om aanwezig zijn en informatie aanbieden, maar ook kennis te delen en een aanjaagfunctie te hebben. Meer denken vanuit een pedagogische blik. Niet alleen aanbieden, maar ook zorgen dat iemand het de volgende keer zelf kan vinden. Een educatieve taak in het aanleren van informatievaardigheden.
Saskia Scheltjens: En ook zorgen dat de informatie herbruikbaar blijft. De informatiespecialist zorgt dat data open blijven en niet alleen gedurende vier jaren van een beurs.
Michiel Nijhoff: Je kunt op verschillende manieren embedded zijn. Bij studenten, bij medewerkers van een museum, conservatoren, stagiairs. De bibliotheek is ook een plek voor continuïteit. De archivaris van het museum geeft cursussen digitaal document management en dat wordt steeds meer geaccepteerd. De medewerker reproducties geeft les in auteursrecht. Mensen weten langzamerhand de weg te vinden.
Saskia Scheltjens: Ik herinner me dat op het museumplein de bibliotheken van het Stedelijk, Van Gogh en Rijksmuseum dicht gingen. Antje von Graevenitz en Karel Blotkamp startten een petitie die de nationale pers haalde. Dat is de houding die we opnieuw moeten aankweken, een beroepstrots.